W.G. Sebald blijkt de verhalen van joodse slachtoffers van de Holocaust geplunderd te hebben alsof het zijn eigen kindertijd betrof.
hoe dit te zien?
Dit is een voetnoot bij mijn bespreking van
'Austerlitz' van W.G.Sebald. Het boek maakte grote indruk op me, reden
waarom ik er een recensie over schreef. Nu las ik in The Atlantic een
bespreking van de pas verschenen biografie over Sebald van Carole Angier, Speak Silence: in search of W.G.Sebald.
Wat blijkt, Sebald heeft een groot deel van zijn verhalen ontleend aan
personen en gebeurtenissen, vaak van joodse afkomst, op een manier die
suggereerde dat hij dat zelf mee had gemaakt, terwijl hij zelf niet
joods was. Nu is dat niet zo opmerkelijk, schrijvers zijn vaak
parasieten van hun omgeving, zo bij voorbeeld in het werk Conny Palmen.
Of een schrijver faket een joodse identiteit wat we hebben gezien bij
Carl Friedman. Angier tilt zwaar aan de verzonnen jeugdherinneringen van
Sebald, nog meer aan de niet bestaande joodse identiteit en de
plundering van Joodse verhalen uit de Tweede Wereldoorlog en daarna van
slachtoffers van de holocaust. Hij was als kind niet op een
Kindertransport uit een weeshuis in Munchen gezet, of opgegroeid bij een
dominees-echtpaar in Engeland, zoals Sebald dat beschreef in
‘Austerlitz’. Zonder het te vragen of zelfs te informeren had hij het
verhaal van Susi Bechhofer gebruikt. Haar reactie verscheen in The
Sunday Times: “Stripped of My Tragic Past by a Bestselling Author.”
Sebald, geboren in 1944, groeide op in het Duitse Wertach en Sonthofen
in een wereld zonder Joden. Het was er zelfs doodstil over de gruwelen
en het lot van de joden in de Tweede Wereldoorlog. Hoe dit te zien, of
te beoordelen? Angier is zeer verontwaardigd over de toeeigening, zelfs
plundering van een geschiedenis van slachtoffers. Er is geen exkuus
omdat hij er moreel geen recht toe had als Duitser. Maar er is meer dan
verontwaardiging nodig om mogelijk te begrijpen wat Sebald deed. Het
trauma van Sebald was precies de stilte die rond de holocaust heerste in
Duitsland, het zwijgen en het niet kunnen vertellen van de leegte die
achtergebleven was na de dood van de miljoenen joodse slachtoffers. De
stilte en het onvermogen de geschiedenis terug te halen zijn de themas
van Sebald. Zou hij met Austerlitz en zijn andere verhalen dat hebben
willen verhalen: de houding toen hij opgroeide in de zestiger jaren van
de vorige eeuw om onaangedaan de geschiedenis van de holocaust te laten
zien, zonder betrokkenheid, zonder moreel en historisch besef? Het is
op zijn minst een ingewikkelde manier om langs deze weg van toeeigening
van joodse lotgevallen de geschiedenis recht te doen aan het verdrongen
leed.
Judith Shulevitz W. G. Sebald Ransacked Jewish Lives for His Fictions Why did he lie about his sources? The Atlantic 5 oktober 2021Carole Angier, Speak, Silence: In Search of W.G.Sebald.
Celan
Es ist alles anders, als du es dir denkst, als ich es mir denke, die Fahne weht noch, die kleinen Geheimnisse sind noch bei sich, sie werfen noch schatten, davon lebst du, leb ich, leben wir. Alles is anders dan je denkt, dan ik denk, de vlag wappert nog, de kleine geheimen houden nog stand, ze werpen nog een schaduw, daarvan leef je, leef ik, leven wij. Paul Celan
zondag 24 oktober 2021
Geplunderde geschiedenis of eerbetoon?
dinsdag 3 augustus 2021
Die Blechtrommel van Günther Grass, een verontrustende fabel
‘Dan ben je voorlopig onder de pannen’ zei een vriend me toen ik vertelde dat ik begonnen was aan Die Blechtrommel van Günther Grass. Zeker, de bijna 800 pagina’s hielden me twee weken van de straat. Oskar Matzerath hield me vast met zijn verhalen, afwisselend in de derde persoon en Oskar als verteller. Ik heb genoten van het boek. Het is gemakkelijk te lezen door de opdeling in kleine afgeronde hoofdstukken waarin telkens een andere persoon centraal staat. Het Duits is niet moeilijk al komen er natuurlijk woorden in voor die na de jaren vijftig van de vorige eeuw in onbruik zijn geraakt, of die typisch zijn voor Danzig/Gdansk waar het boek grotendeels zich afspeelt.
Die Blechtrommel is in Nederland vooral bekend geworden door de film en tv-serie gemaakt door Volker Schlöndorff, met de 11 jarige David Bennent als Oskar. De grote verhaallijn is bekend. Oskar , geboren 1924, weigert te groeien als hij vier jaar oud is. Hij uit zich door te trommelen. Zo kan hij zijn eigen emoties uiten, maar ook hele verhalen vertellen en stemmingen oproepen bij zijn toehoorders. Hij heeft een bijzonder talent. Hij kan met zijn stem heel gericht glas breken. Pas na de Tweede Wereldoorlog begint hij te groeien, met een bult op de rug. Hij verlaat dan Gdansk en vertrekt naar het westen, naar Düsseldorf. Daar komt hij in een inrichting terecht op verdenking van betrokkenheid bij de dood van een verpleegkundige. Tijdens dat verblijf vertelt Oskar zijn levensverhaal.
Het boek leest alsof je naast Oskar staat, zo levendig en kleurrijk. Je wordt deel van het verhaal. En dat verhaal is scandaleus. Het begint onder de vier rokken van zijn oma, gaat verder als getuige van de relatie van zijn moeder met twee mannen waardoor het onduidelijk blijft wie de echte vader is van Oskar, Jan Bronski de minnaar van Agnes zijn moeder of Alfred Mazerath, en vertelt bij voorbeeld van het weerzinwekkende gekronkel van palingen in een rottend paardenhoofd, van de dood van Jan Bronski gefusilleerd door de Duitsers. Af en toe moet je een sterke maag hebben om verder te lezen. En dat is misschien ook wel de bedoeling van Grass. Niet de gruwelen van de 20e eeuw van de twee wereldoorlogen, of de jodenvervolging en de concentratiekampen staan centraal, maar het overleven en de dood van kleine mensen, slachtoffers en daders tegelijk in een bedreigde wereld. Gdansk is metafoor voor de wereld die steeds weer onder de voet wordt gelopen, waar cultuur en taal verdwijnen, zoals het voor mij onbekende kasjoebisch, waar vertrekken – abhauen zouden ze later zeggen in de DDR – de enige optie lijkt. Toch is het een mild en zachtaardig boek. Dat komt vooral door Oskar Mazerath. Zijn humor door te liegen en te bedriegen, zijn innerlijke verhaallijnen met zijn schuldgevoelens, zijn generositeit en steeds terugkerende blauwtjes en afwijzingen die hij oploopt, maken hem tot een complexe, eenzame maar ook vertederende figuur.
Grass schreef Die Blechtrommel in de jaren voor 1959. Eigenlijk zou je Wolfszeit, Deutschland und die Deutschen 145-1955 van Harald Jähner moeten lezen als interpretatiekader. Wolfszeit is een journalistiek verslag van de tijd direct na WO II. Jähner maakt duidelijk dat het Duitse volk niet achterom wilde kijken en geen aandacht had voor het lot van de miljoenen vermoorde joden in de concentratiekampen. Ook Grass had dat niet toen hij het boek schreef. Die Blechtrommel is de levensechte introductie op de verzwegen geschiedenis van het lot van kleine mensen, krabbelaars die wilden overleven, zich niet wilden zien als slachtoffers, niet als daders, maar blind hun tijd beleefden. In die zin is Die Blechtrommel ook voor nu een spiegel voor ons. Horen we het getrommel en de ijzingwekkende schreeuw die glas doet breken? Zijn we meer bezig ons te vermaken en willen we het gebonk van de natuur, de stille schreeuw van uitstervende soorten niet horen?
De theoloog Karl Rahner schreef in 1941 een filosofisch boek over religie, Hörer des Wortes. Daarin vergeleek hij de ik-filosofie van Fichte (1762-1814) met de verbeeldingskracht van Origenes uit de derde eeuw. Die strijd tussen jezelf poneren, voorbereid door de subject-filosofie van Fichte en zo noodlottig tot wasdom gekomen in de 20e eeuw aan de ene kant en de moderne sprakeloosheid om te vertellen wat er werkelijk gaande is aan de andere kant is hier verbeeld in de kleurrijke geschiedenis van Oskar Mazerath. Oskar in de verbeelding van Grass als een moderne Origenes, slachtoffer en dader in een gewelddadige tijd. Lees en huiver!
dinsdag 15 juni 2021
Nergens thuis: Over Austerlitz, van W.G. Sebald
Een onbekende reiziger ontmoet een andere op het treinstation van Antwerpen. Ze raken met elkaar aan de praat, of beter, de andere man begint te vertellen. Eerst over zijn observaties van de architectuur van de 20e eeuw, en later steeds meer het verhaal van zijn leven. De hoorder luistert en blijft anoniem, hij is de schrijver. De ander vertelt, Hij heet Austerlitz, en niet Dafydd Eliasen, de naam die hij heeft gekregen van het domineesechtpaar in Wales dat hem op heeft gepikt op een treinstation als vierjarig kind na een lange treinreis door Duitsland uit Praag in 1939. De twee mannen ontmoeten elkaar regelmatig en bezoeken samen historisch beladen plaatsen in Belgie, in Londen, en later nog in Parijs. Austerlitz vertelt, en door te vertellen opent hij ook voor zich zelf de afgronden van het verleden in de breuk tussen zijn eerste kinderjaren in Praag en de geschiedenis van zijn moeder Agata, zijn vader Maximiliaan, en de enig overgeblevene van de Holocaust Vera toen zijn kindermeisje, met de tijd erna. De lezer wordt meegenomen in de vertellingen van Austerlitz met uitgebreide beschrijvingen van gebouwen, van landschappen, ontmoetingen, maar vooral van eenzaamheid, een radeloos makend soort eenzaamheid door de deuren van de geschiedenis die dicht blijven. De werkelijkheid van het verleden blijft onbereikbaar. Austerlitz kan slechts beelden vormen van hoe het was voor hem en zijn ouders toen hij nog zo klein was, taal weer in zich oproepen, geuren herkennen. Twee reizen maakt Austerlitz. De ene is die zoals hij als kind van Praag naar Engeland is gereisd, weg van alles en iedereen, de tijd waar hij zijn thuis achter zich en daarna nooit meer thuis zal komen, niet bij mensen, maar altijd op zoek, gekweld zoekend naar houvast aan sporen uit het verleden. De andere reis is de weg terug. Deze gaat naar het verleden, letterlijk naar Praag waar hij Vera zijn kindermeisje ontmoet, naar Theresini, Theresienstad, waar de Duitsers een modelkamp lieten zien aan het Rode Kruis, maar waar zijn moeder op transport is gezet naar Auschwitz, naar Marienbad het kuuroord waar hij als kind met zijn ouders is geweest. Schemerige herinneringen en flarden taal komen weer op, maar thuis komen kan hij niet.
De filosoof van de 20e eeuw die intensief heeft nagedacht over thuis en thuisloosheid is de verguisde Martin Heidegger. Voor hem is de westerse mens zijn plek in de wereld, zijn Zijn als wezen, kwijtgeraakt. We leven nog slechts onbewust van dat verlies doordat er te veel is wat ons afhoudt om de pijn van dat verlies te voelen. Alles is voorhanden, technisch object en gebruiksvoorwerp geworden. De woekering van het instrumentele denken laat ons vergeten dat er existentiële grondlijnen zijn die ons een ander thuis zouden kunnen bieden dan de namaak van het zelf gefabriceerde. Zogenaamde existentialia zijn onder meer : ‘in der Welt sein’, ‘Mitsein’, ‘Sorge’, tegenover een mensbeeld als een op zich staand denkend wezen. De grondcategorie van ons menszijn is Dasein, er zijn, daar zijn waar je bent, en een uitwerking daarvan is ‘Geworfenheit’, jouw bestaan hier en nu. De kunst confronteert ons het scherpst met deze ‘Seinsvergessenheit’ doordat zij de tweedeling tussen het ding en de betekenis die wij daar aanhechten doorbreekt en ons voor een raadsel stelt: wat maakt dit materiele ding – een stapel papier met inkt erop, een hoeveelheid klanken, verf op een doek – tot een kunstwerk? Deze specifieke materialiteit onthult waarheid van het zijn. Aletheia is in het grieks onthulling, ze laat iets zien van wat is, en waar we zo vaak gedachteloos aan voorbij lopen. Maar als we stil staan, dan zien we nog niet direct iets van onverhulde waarheid in het kunstwerk. Als ik Heidegger een beetje begrijp in zijn boek ‘Holzwege’ dan zouden we eerst alles los moeten laten van wat we op school geleerd hebben aan ideeën over kunst. Om zo de omkering te kunnen maken door het kunstwerk zelf te laten spreken. Wat wil het zeggen, wat onthult zij, en wat verbergt zij ook in haar materialiteit van vorm, kleur en klank?
Austerlitz maakte foto's van de plekken die hij bezocht en hij vertelt van al die landschappen, steden en dorpen waar hij is geweest. Tot aan zijn verblijf in de oude beruchte psychiatrisch centra Bedlam in Loden en Salpêtrière in Parijs aan toe. Hij is architectuur-historicus en bezoekt de ‘schuldige landschappen’ zoals Armando die noemde van de tijd van het Nationaal-Socialisme. Beelden en verhalen moeten de waarheid openleggen van geschiedenissen waar hij geen deel van uitmaakte – opgegroeid in de kille pastorie van Wales – maar die hem, zijn ouders en miljoenen Joden een eigen geschiedenis ontnamen. Het is een geschiedenis geworden van isolement en onverbondenheid, waar waarheid als onverhuldheid voor Austerlitz gesloten bleef. Een foto van de administratie van Theresienstadt is een stille getuige van deze waarheid. De foto werd volgens Austerlitz gevonden in de Franse nationale bibliotheek en daarmee brengt hij spiegelbeeldig een vergelijking en verbinding aan tussen de westerse Verlichting en de meedogenloze administratie van iemand als Eichmann.
Dat de anonieme getuige als
vriend het verhaal van Austerlitz aanhoorde en opschreef maakt dat wij dit boek
als onverhulde waarheid van dit leven tot ons door kunnen laten dringen. Hij is
de ander voor de dolende Ander. Het denkproject van Heidegger was de ‘Seinsvergessenheit’, ons verlies van een thuis in het bestaan. Heidegger
zocht de oplossing in een terugkeer tot de dingen en tot het zijn om deze
onverhuld te laten zijn. Maar intussen ging het toch weer om het westerse
project van zelfbehoud, maar dan in meer rurale vormen. De ander kwam niet in
beeld, of was als nummer ondergeschikt, en dat maakt Heidegger mede schuldig aan
de dood van velen door de esthetische keuze als een egoïstisch project boven de ethische. De
nabestaanden, zoals Austerlitz en zijn biograaf, herinneren ons er aan niet te
vergeten, en daarvan te vertellen. Sebald heeft met Austerlitz een indrukwekkend en meeslepend monument geschreven voor al het nameloze lijden dat generaties later nog met zich meedragen.
