dinsdag 26 mei 2020

Wat is "er zijn"?

 

Er zijn  

Bij de keuze om het bos in te gaan of erlangs heen door de straat kies ik vrijwel altijd voor de straat. Vanmorgen vroeg ik me af hoe dat nou kwam, dat ik vrijwel altijd die keuze maak. Ik loop nu toch het bos in, en ik besef dat ik bang ben. Ik heb angst om het bos in te gaan. Heel licht, maar toch genoeg om op te merken. Ik denk aan Dante die in het begin van de Goddelijke Komedie vertelt dat hij verdwaald is in het bos. “Op het midden van onze levensweg bevond ik me in een donker woud, omdat ik van de rechte weg was afgedwaald”.  Daar begint de hel mee, het eerste deel van de Goddelijke Komedie, of beter gezegd de hel was er al, maar het verhaal erover begint. De reis gaat van de hel naar de louteringsberg oftewel vagevuur om tenslotte uit te komen in de hemel.

Ik was als kind bang in het donker, bang voor kleine ruimtes. We sliepen met zijn vieren in twee bedden, benauwd warm, waar we afstand wilden bewaren tot elkaar, en daarom grensden we precies af waar de scheiding lag tussen mijn jongere broer en ik.  En ik voel weer dat ik weg wil. Niet meer opgesloten zijn.  Ik ga weer de moestuin in en dan komt er zicht op de ruimte, de korenvelden van de Drentse Hondsrug over het spoor. Verder in het bos laat ik mijn kinderjaren los en voel de warmte en het zonlicht, loop stevig door en onderbreek dit, ga zitten op een bankje. Tot mijn verrassing zit ik tegenover een dode boom. Nooit eerder gezien. Rechtop, de schors is er half af, mannelijk, maar ook heel vrouwelijk zacht, rond en glooiend, als je dat kunt zeggen van een boom.  Ik pak een gedachte van gisteren weer op.

Toen kwam ik op het onderscheid tussen wat er is opgeslagen in je geheugen als één groot reservoir, van droesem van wat er in je leven is gebeurd tot wat als steenkool is verhard; van drassig recent tot keihard ondoordringbaar.  En daar tegenover wat je ziet, op dit moment, hoort, ruikt. Mensen komen langs en daartussenin, tussen die twee van directe waarneming en de steenkolen in je achterhoofd van het langere termijn geheugen, daar gebeurt van alles. Wat is dat? Fantasie, verbeelding, denkkracht, emotie, plannen maken. De buitenwereld komt binnen. Mensen komen langs. Een hondje wacht omdat hij bang is – denk ik - want hij moet alleen langs mij heen en dat is eng.  Nog een hondje en die probeert het bange achterblijvertje te verleiden om te gaan spelen. Maar die geeft geen krimp. Het baasje staat aan de andere kant van mij. Wat nu? Moet ze hem ophalen, of ja, hij komt, hij vat moed. Angst zit blijkbaar diep in ons. Hij komt dichterbij, Ja daar gaat ie. Pollie staat op zijn dekje, het is een poedeltje.

Bill Viola

Gisteren zag ik een filmpje van videokunstenaar Bill Viola.  Voor hem is de tussenruimte, intermediate space, de plaats waar kunst ontstaat. Tussenplek tussen de waarneming en het grote geheugen van onze cultuur. Daar gebeurt iets nieuws. Niet toevallig fascineerde me de video ‘reflecting pool’ van Viola. Een man duikt in een vijver. Er gaan schimmige figuren langs, familie, vrienden? Na lange tijd komt hij weer boven en verdwijnt. Hij vertelt ook mijn verhaal dat ik als kind bijna was verdronken. Ach, kon dat maar, water dat opstuwt omhoog, en redt. Deze lege plek, die ruimte, dat moment vóór de val heb ik ook altijd gezocht, waar nog vrijheid is om te kiezen vlak voordat je ten onder dreigt te gaan door te verdrinken. Het verlangen om de film om te draaien en de tijd te keren. De vrijheid van het paard op het schaakbord om andere stappen te kunnen zetten dan de rechte lijn. Muziek, een sculptuur, of een film kunnen dat laten horen en zien. Een goddelijk moment van onmogelijke mogelijkheid. In een andere video van Viola, The Raft, staat een groep mensen te wachten, ieder in zichzelf gekeerd. Ze worden omvergeblazen door een muur van water. De ondergang dreigt, zij wachten en lijken niets te weten van wat komt. Beleven wij nu ook zo ’n moment? Of is dreiging van ondergang van alle tijden, en kunnen we genoeg vertrouwen hebben dat we ook deze ramp weer te boven zullen komen?  De video eindigt met een ontmoeting van de mensen die getroffen waren, ze staan weer op en maken contact.  

Schrijven

Als ik verder loop komt de laatste vraag van die ochtend bij me naar boven.

Waarom wil ik dit delen?  Dat is de andere kant. Dat vind ik vreemd van mezelf. Als ik iets heb bedacht, gevoeld, ervaren wil ik dat onmiddellijk delen. Ik zoek naar iemand aan wie ik het kwijt kan. Dan stuit ik op een oudere laag in mezelf, de andere kant van het verlangen naar de lege plek. Dat ik de doodsheid wil doorbreken. Het niets. Das Nichts nichtet, zegt Heidegger. Het niets vernietigt het begin, de ruimte, het jonge plantje, de zonnestraal, het slorpt alles op in het zwart als het niet gedeeld kan worden. Angst voor het zwarte gat dat ik even heb opengebroken moet bezworen worden, gezien worden en gedeeld.  Hou jij het vast, dan raak ik het niet kwijt. Daarom schrijf ik. Ieder woord, iedere gedachte moet ergens een adres hebben. Daarom is God er ook. Het adres, want zonder dat adres ben ik overgeleverd aan mezelf, aan die tussenruimte waar daarachter het grote zwarte gat gaapt van het verleden en de actuele waarneming; het hier en nu dat mij nauwelijks kan bergen. Waar ben ik geborgen? Ergens in die drie in het middenstuk, daar komt alles samen. Het logisch denken, het geheugen met de associaties van het alleen zijn en verdwaald te zijn, maar daar ook verbonden zijn in mezelf met alles en ieder om me heen.  Dat hou ik vast, totdat ik het bos achter me laat en kan beginnen met schrijven, mijn manier van delen.

vrijdag 8 mei 2020

Zombie


Dit is geen opwekkende blog. Geen mooi rond verhaal. Er is een gevoel geraakt bij mij waar ik nog iets mee moet, en dat ik graag met u wil delen. Ondanks al die jaren van geestelijke verzorging, begeleiding van uitvaarten en professionele nabijheid went het nooit om woorden te zoeken die ons kunnen dragen bij het loslaten van iemand die zich heeft gesuicideerd. U kunt nu nog stoppen met lezen!

De familie had me gewaarschuwd dat de video nogal schokkend zou zijn. Dat was het ook. De eerste klanken en beelden van Zombie van Ran-D komen hard binnen. Het hele stadion gaat uit zijn dak als hardstyle dj Ran-D begint met Zombie. Het schokkende was echter niet deze video die getoond werd maar de dood van de man voor wie wij daar met een kleine groep vrienden bij elkaar waren. Zijn dood was schokkend voor ons, maar gruwelijk voor hem en voor zijn familie. Ik was gevraagd om iets te zeggen bij dit afscheid. In de dagen ervoor had ik uitgebreid gesproken via skype met hen. Er groeit een band in die paar dagen. Naast de schok van de dood door eigen hand – in de woorden van Joost Zwagerman – komen er andere gevoelens: je wordt geraakt door de onmacht, de zorg, de verwarring en de liefde van wie achterblijft.  Zij gaven me de woorden om iets te zeggen. Dat wordt dan iets ouds en nieuws bij elkaar; dat wringt zoals in het lucasevangelie waar Lucas zegt dat je nieuwe wijn niet in oude zakken moet doen. Maar je hebt toch woorden nodig uit het verleden om iets te zeggen over dit moment, de dood van een jonge jongen?

Mijn eerste associatie was de bundel gedichten van Baudelaire, les fleurs du mal. De roes en de extase worden daar verheerlijkt, het is vol van doodsgedachten maar dan niet somber, eerder als verlossing.  De dood gemaskeerd door de roes. Om te ontkomen aan de pijn van een verloren verdrietige kindertijd.

Ma jeunesse ne fut qu’un ténébreux orage,

Traversé çà et là par de brillants soleils ;

Le tonnerre et la pluie ont fait un tel ravage,

Qu’il reste en mon jardin bien peu de fruits vermeils.

In de vertaling door Ferdinand van Leersum:

Mijn jeugd werd enkel een dreigend onweer

Af en toe doorkruist door een schitterende zonnestraal

Na onweer en regen rest niet veel meer

Voor zonnige vruchten bleef mijn tuin echt schraal.

Ik noem die ochtend De Walging van Sartre, De Vreemdeling van Camus, en denk aan Georges Bataille, ook iemand die de grenzen van genot en dood heeft opgezocht. Het is te veel, en tegelijk behang om de blauwe plekken aan het oog te onttrekken. Ik heb de schrijvers nodig om mij staande te houden. Verslagen zitten we daar bij elkaar. Natuurlijk zijn er woorden genoeg, ze komen van alle kanten, er is nog andere muziek. Ieder doet iets. We houden het gruwelijke op afstand. 

Zombie van Ran-D is voor mij het meest authentieke moment dat uur.  

Zombie, zombie, zombie-ie-ie
What's in your head, in your head?
in your head, they're still fightin'
With their tanks, and their bombs
In your head, in your head, they are dying

Ben Ratliff legt in zijn boek Every song ever, twenty ways to listen to music now een relatie tussen heavy metal en de traditie van de woestijnmonniken, de akedia, de afkeer en walging van de wereld. ‘Metal runs on fear but looks like greed. It’s all inverse gospel.” Het klinkt als grenzeloze begeerte, maar de motor is angst. Ratcliff haalt de tekst van de metal band Slayer aan, en dat komt keihard  binnen: “God hates us all”.  Vaak voel ik me weerloos als ik naar muziek luister.  

Ran-D, zijn eigen naam is Randy Wieland, komt uit Zeeland, het land van de Wederdopers en ‘oude schrijvers.‘  Het waren de dominees met hun sectarische innerlijke waarheid van zonde, verderf en vrijwel onbereikbare wedergeboorte. Ik heb die ochtend het woord gruwelijk niet in de mond genomen, maar had het moeten doen. Of juist niet, en was Zombie genoeg om te troosten. Er was tenminste nog een adres, om tegen te schreeuwen. Ook tegen mij, hij roept ‘verstop je niet. Al is het alleen maar in je hoofd, doe er iets mee.’ Maar voordat je dat kunt is er al veel gebeurd. Diep weggeborgen en zwijgend leven als een zombie. Wat helpt dan te overleven?

Brian Dillon zette mij op een spoor in zijn boek In The Dark Room. “My brothers and I seem to have used music to address, obscurely or otherwise, the absences at the heart of the household. Music stood in, endlessly, for all that we would not or could not say”.  Brian Dillon beschrijft als een archeoloog hoe muziek de leegte vulde na de vroege dood van beide ouders. Het is een meditatie over rouw en het boven water halen van herinneringen aan een verdrietige jeugd. Voor Dillon waren dat jaren van eenzaamheid als pubers die zonder ouders verder moesten leven.  Muziek maakte dat de kinderen niet hoefden te praten. Zo kwamen ze door de tijd heen. Totdat hij de zoektocht naar zijn geschiedenis begon en woorden vond waarmee hij verder kon.  Die ochtend in het crematorium zal me nog lange tijd bijblijven.